Waar zit de rosbief?

Rosbief komt van het Engelse roast beef en is een groot stuk rundvlees, gesneden van een mager spierdeel van de koe. Het vlees kan zijn gesneden van de dunne of dikke lende, het staartstuk, de bovenbil, de platte bil.
Rosbief wordt meestal zo gebraden dat het binnenste vlees rood blijft, maar wel gegaard is. Dat kan worden bereikt door het vlees aan te braden en vervolgens op lage temperatuur te garen tot een kerntemperatuur van 50°C tot maximaal 60°C. Wanneer je te lang en bij een te hoge temperatuur gaart gaat de kenmerkende rode kleur van het binnenste vlees verloren. Bovendien verliest het vlees daarbij veel vocht, waardoor het taai wordt.

Koude rosbief wordt in dunne plakjes gebruikt als broodbeleg.

Bereiding rosbief

Haal het vlees uit de vriezer en laat het ontdooien. Dit doe je door het de avond van tevoren op een bord in de koelkast te leggen. Heb je wat minder tijd? Leg het bevroren vlees dan in een pan met lauwwarm water, met de plastic verpakking er nog omheen. Binnen 15 minuten is het dan ontdooid.

Haal de rosbief een uur voor het koken uit de verpakking. Leg het vlees op een bord, op het aanrecht. Zo kan het rustig op kamertemperatuur komen.

Verwarm de oven voor op 150 graden.

Strooi wat zout en peper op beide kanten van het vlees.

Zet een koekenpan op hoog vuur. Doe een klontje boter en een klein scheutje olie in de pan en wacht ongeveer 1 minuut tot de boter gesmolten is.

Leg het vlees in de pan en bak het op hoog vuur rondom mooi bruin in ongeveer 5 minuten. Haal de rosbief nu uit de pan, leg het in een braadslede en bak het 20 minuten in de oven.

Gebruik je een vleesthermometer, check dan even de kerntemperatuur van het vlees. Als deze tussen de 50 en 55 graden is, zit je goed.

Haal het vlees uit de oven en laat het onder aluminiumfolie nog even rusten.